Grazers zorgen voor variatie, maar hoe werkt dat in de praktijk het beste?
De cyclus begint weer van voor af aan
Het stopt niet nadat OBN-onderzoek met succes in de praktijk is gebracht. Beheerders geven op hun manier weer vorm aan de nieuwste inzichten. Nieuwe vragen duiken op. En zo kan de cyclus weer van voor af aan beginnen.
“Als natuurbeheerders zijn we op zoek naar handvatten en die moeten worden gestaafd. Tegelijkertijd zijn wetenschappers heel erg geneigd te nuanceren. Die spagaat is wel eens lastig. Het maakt de samenwerking tussen onderzoekers en beheerders binnen OBN ook zo nuttig.” Dick Groenendijk werkte dertien jaar bij de Vlinderstichting en zit nu ‘aan de andere kant’, bij beheerder PWN. Hij is betrokken bij OBN-onderzoek en probeert dit, met een eigen draai, vorm te geven in de praktijk.”
De variatie in graasdruk staat soms op gespannen voet met de hoge stikstofdepositie, zeker in kleinere terreinen
Dick Groenendijk
PWN

“Vóór 1950 bepaalden konijnen het hele duinlandschap, maar het konijn is door verschillende ziektes een onbetrouwbare bondgenoot geworden. Bovendien is de stikstofdepositie nu heel hoog. Dat leidt tot enorme verruiging en een eentonig landschap.
Hoe omgaan met variatie in graasdruk?
OBN doet al jaren onderzoek naar begrazing met grote grazers in de duinen. Daaruit blijkt dat begrazing een goede manier is om verruiging tegen te gaan, maar dat variatie in graasdruk heel belangrijk is voor fauna. Sommige diersoorten zijn immers erg gevoelig voor verstoring. Terwijl andere juist profiteren van open gegraasde plekken. Deze variatie in graasdruk staat soms op gespannen voet met de hoge stikstofdepositie, zeker in kleinere terreinen. Daar wil je misschien intensief begrazen, maar dan raak je al je gradiënten kwijt.
Integrale begrazing
Ikzelf geloof heel erg in integrale begrazing. Bij PWN zetten we een mix van Schotse hooglanders en paarden in, die jaarrond in het gebied lopen en zoveel mogelijk hun eigen weg bepalen. We beheren alleen op aantallen. Onze indruk is dat, bij gelijkblijvende graasdichtheid, jaar-tot-jaar-verschillen in temperatuur en neerslag al voor voldoende variatie in het terrein zorgen. We houden de kuddes zo groot dat ook in laagproductieve jaren (bijvoorbeeld als het heel droog is) 10 tot 20% van het terrein onbegraasd blijft.
Op naar nieuwe inzichten
We kijken hoe het in de praktijk werkt voor ons en ondertussen blijven we goed betrokken bij OBN. Zo doen we nu al jaren mee aan een onderzoek naar wisselbegrazing. Daarbij worden enorme exclosures neergezet van 1 of 2 hectare, om jaren van begrazing af te wisselen met jaren zonder begrazing. We zijn benieuwd welke nieuwe inzichten dat oplevert.”
Foto: Roel Wijnants
Foto: Johan Wieland